Identiteit: wie ben ik

Ieder mens stelt zichzelf in het leven meermaals de vragen: “Wie ben ik?, Wat is mijn identiteit?” Vele filosofen en psychologen hebben geprobeerd om daar een sluitend antwoord op te geven. Wij doen hierbij een voorzichtige poging, zonder de intentie te hebben volledig te zijn.

Je identiteit is de authentieke persoonlijkheid waarmee jij je onderscheidt van een ander. Ieder mens is een unieke schepping, zoals jij is er geen tweede. Maar wie of wat bepaalt je identiteit? Ben je dat zelf, wordt het bepaald door het beeld dat jij over jezelf hebt? Wordt het bepaald door een ander, het beeld dat anderen over je hebben? Beide visies lijken ontoereikend te zijn: je “zelfbeeld” is nooit compleet en kan door de loop van het leven ook beschadigd zijn. Het zelfbeeld omvat de identiteit maar ten dele. Het “anderbeeld” is evenmin volledig en kan gekleurd zijn door de onderlinge relatie en ons beperkte vermogen van het waarnemen. Hoewel we ook veel van elkaar kunnen leren (Spr. 27:17; Kol. 3:16). Er is er maar Eén die je helemaal kent, omdat Hij je gemaakt heeft (Job 10:8; Ps. 139:1, 13) en de identiteit, het binnenste, gevormd heeft (Luc. 11:40): God. Wil je weten wie je ten diepste bent, dan moet je in verbondenheid zijn met Hem. Aan Hem kan de mens de verborgenheden van zijn eigenheid ontdekken. Je identiteit relateer je dus niet aan iets, aan wat je doet, aan wie je bent ten opzichte van een ander. Je identiteit ontleen je aan Iemand, je Schepper. De ander kan ons echter wel in deze eigenheid bevestigen. Door de zondeval hebben we ons in heel ons wezen van God vervreemd en van hem afgesloten (Gen. 3:8). God wil de (driehoeks-)relatie van de mens met Hem en met de ander in het geheel weer herstellen (Kol. 3:9-10).

God geeft ons de opdracht om vanuit onze (herschapen) eigenheid te leven en ons te verbinden met onze naaste. Op zo’n manier dat een ieder tot zijn recht komt. We zullen onze onderlinge verschillen moeten aanvaarden en dragen:

  •  … mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen (Gen. 1:27);
  • Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard (Rom 15:7);
  • Wees goed voor elkaar en vol medeleven; vergeef elkaar zoals God u in Christus vergeven heeft (Ef. 4:32);
  • Verdraagt elkanders moeilijkheden; zó zult gij de wet van Christus vervullen (Gal. 6:2 NBG).