De driehoeksrelatie God-de ander-jij

De mens leeft daarmee in een continue driehoeksrelatie: met zijn Schepper en met zijn naaste. Dat was al zo voor de zondeval en dat wordt door Jezus nadrukkelijk bevestigd na de zondeval.

  • Genesis 2:18: God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past.  Al voor de zondeval maakt God duidelijk dat de mens niet zonder de ander kan. Hij heeft een helper nodig. God, die we terecht aanbidden en prijzen als onze helper (Ps. 40, 46, 70, 71, 146; 2 Kron. 32:8; Rom. 8:26; Fil. 1:19), is niet altijd de helper in eerste persoon. Hij schakelt voor onze nodige hulp ook andere mensen in. De mens kan en mag ook hulp vragen. De helper mag hiervoor een passende (!) hulp geven; dat wil zeggen hulp die aansluit op de behoefte van de vrager. Hulp die tegelijkertijd passend is voor de gever om te kunnen geven. De een mag zich niet in de ander verliezen, zijn eigenheid niet driehoeksrelatiekwijt raken. Dat wordt het sterkst uitgedrukt in de Statenvertaling. De helper is iemand als tegenover hem (in de grondtekst staat bij Gen. 2:18: als een tegenover). Twee mensen met een eigen identiteit, die hun eigen eigenheid mogen behouden in hun onderlinge verbondenheid. Hoewel dit Bijbelgedeelte uitloopt op de bijzondere relatie tussen man en vrouw, is de uitwerking hiervan ook in een bredere context te plaatsen: de gemeenschap der heiligen, het samen met elkaar leven.
  • De relatie is gebaseerd op gelijkwaardigheid, hoewel de onderlinge verantwoordelijkheden verschillend zijn. De “helper”, de ene mens mag de andere mens helpen naar vermogen (Pred. 9:10 HSV – NBG; Hand. 11:29b; 2 Kor. 9:7; Ef. 4:16 ).
  • God heeft de relatie met de mens bekrachtigd met een verbond (2 Kor. 3:6; Hand. 3:25). Door de zondeval is de driehoeksrelatie kapot gegaan. De mens heeft zich uit de verbinding teruggetrokken (Gen. 3:8) terwijl God zoekende blijft naar het contact (Gen. 3:9). Dat de driehoeksrelatie kapot is, laat het verwijt van Adam aan God zien: “De vrouw die u hebt gemaakt om mij terzijde te staan …” (Gen. 3:12).
  • In Lucas 10:27 staat de door Jezus gegeven samenvatting van de gehele wet en de profeten: “Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf”. In deze oudtestamentische tekst (Deut. 6:5; Lev. 19:18) is dezelfde driehoeksrelatie terug te vinden.
    God wil relaties in wederkerigheid: van Hem met de mens en van de mens met zijn naaste. Het zijn verbindende relaties waar geven en ontvangen deel van uit maken. Relaties die een hele belangrijke vorm hebben: liefhebben. Liefhebben is zelfs zó ontzettend belangrijk dat Jezus als de vervuller van de Wet en de Profeten (Mat. 5:17), deze geboden het fundament noemt onder de gehele Wet en de Profeten (Rom. 13:8-9; Gal. 5:14)! Het is hét koninklijk gebod (Jak. 2:8). Vergelijk dit ook met de woorden van Paulus “Alles wat u doet, moet u met liefde doen” (1 Kor. 16:14; zie ook 1 Tess. 4:9; Ef. 5:2).
    Petrus voegt daar ter verduidelijking nog een belangrijk woord aan toe: “onvoorwaardelijk” (1 Petr. 1:22). Paulus geeft aan dat liefde niet naar binnen gericht is, niet gericht is op het eigen belang (1 Kor. 13:5) maar dat we oog moeten hebben voor het belang van de ander (Rom. 15: 1-2). En haast ten overvloede geeft Paulus aan dat de liefde oprecht moet zijn, ongeveinsd (Rom. 12:9).

In de driehoeksrelatie gaat het niet om twee losse lijnen: van ons naar God vice versa en van ons naar onze naaste vice versa. De drie lijnen in de driehoeksrelatie hebben een onderlinge samenhang. Dat laten o.a. Matteüs, Paulus, Petrus en Johannes ons zien:

  • Wees eensgezind, leef in vrede met elkaar – dan zal de God van de liefde en de vrede met u zijn (2 Kor. 13:11);
  • Helpt u anderen, doe dat dan vanuit de kracht die God u geeft (1 Petr. 4:11);
  • We hebben dan ook dit gebod van hem gekregen: wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben (1 Joh. 4:21);
  • Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan (Mat. 25:40).
  • Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons verbonden bent. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus (1 Joh. 1:3).

Mag je dus ook jezelf liefhebben? Ja, het is zelfs een opdracht van de Heer om dat te doen!

  • Heb je naaste lief als jezelf. Ik ben de HEER (Lev. 19:18);
  • Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Ik ben de HEER, jullie God (Lev. 19:34);
  • Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf (Luc. 10:27).