Naar God’s beeld geschapen en toch eigen zijn?

God heeft de mens geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. De mens mag als vrij mens leven op deze aarde in verbondenheid met Hem en met zijn naaste. God wil niets liever dan dat alles wat Hij door Zijn scheppend woord (Joh. 1:3) in de mens gelegd heeft ook tot zijn recht komt (Jes. 55:11). De mens mag zich in de volle breedte van zijn eigenheid verbinden en in relatie staan met zijn omringende wereld.

De Bijbel geeft een weg aan waaruit onze eigenheid bestaat. Terug naar Luc. 10:27. Daar staat dat de mens zich vanuit heel zijn wezen mag verbinden met God en met zijn naaste: met heel zijn hart, ziel, verstand en kracht. Onze eigenheid bestaat uit iets dat heet hart, ziel, verstand en kracht. Het voert te ver om de betekenis van al deze vier aspecten te bespreken. We leggen de focus op het hart. Als de Bijbel spreekt over het hart dan wordt bijna nooit het inwendig orgaan bedoeld dat het bloed rondpompt. Het woord “hart” betekent overigens: je binnenste (Mat. 23:25-26), de bron van je diepere gevoelens en gedachten, je binnenwereld.

Als God wil dat de mens volledig, met zijn hele eigenheid, tot zijn recht komt, dan geeft dat de mens ook een verantwoordelijkheid, namelijk dat de mens ook zelf recht doet aan zijn eigenheid. Dat hij zichzelf lief heeft en hij recht doet aan zijn heel hart, ziel, verstand en kracht; aan alles wat in de mens is. De focus van de haptonomie ligt op het hart: op het niveau van het gemoed en van de diepere gevoelens, die gekend mogen worden en waar recht aan gedaan mag worden. Uiteindelijk gaat het om de balans tussen hart-ziel-verstand en kracht; om de balans in het voelen – denken en handelen.